Bezoekerscentrum en OCMW-site GRAAF Borgloon

Aarzel niet om de boodschap over je project te verspreiden door het te delen op je netwerken!
Link naar de video

Het Bezoekerscentrum en OCMW-site GRAAF kende diverse architecturale-erfgoed-technische vraagstukken in relatie tot een complexe bestaande context. Er werd ontworpen tussen 2 gebouwenclusters uit zeer diverse bouw (historische) periodes: enerzijds twee beschermde kapellen die herbestemd dienden te worden tot het nieuwe belevingscentrum; daar tegenover het verzorgingstehuis uit de jaren ’80 waar een nieuwe polyvalente ruimte gevraagd werd. 

Vanuit een grondige analyse van de waardevolle historische componenten en onderzoek naar slimme additieven werd een globaal masterplan gemaakt. Het ontwerpteam zocht ruimtelijke samenhang, complementaire materialiteit en een optimale organisatie voor beide programma’s. De methodiek werd het slim ontpitten en wegnemen – het renoveren en aanhelen – het herbruiken van materialen en het historisch restaureren en duurzaam herbestemmen van de hele site. Het vrijmaken en ontharden van tussenruimtes tot publieke ruimte connecteert de zeer verschillende gebouwen. 

De aanwezige religieuze gebouwen van de 12e tot 19e eeuw werden zorgvuldig gerestaureerd met subtiele ingrepen om het belevingscentrum als culturele-educatieve-toeristische site te kunnen ontsluiten. Een nieuw paviljoen in de oksel van de grote kerk fungeert als onthaalruimte waar een culturele reis begint doorheen de geschiedenis van de gebouwen met een interactieve tentoonstelling. 

De scenografische wandeling doorloopt de 19de -eeuwse rusthuiskapel, gerestaureerd als gesamtkunstwerk en leidt via de nieuw omsloten tuin naar de oudste Graethemkapel die zelf diverse bouwperiodes kende. De tijdreis zet zich verder: van de lichte gotische ruimte betreedt men voorzichtig het intieme romaanse, bijna sacrale gedeelte met de begraafplaats van de graven Van Loon. 

Het rusthuis aan de overzijde opent zich naar het belevingscentrum met een nieuwe transparante paviljoen-vleugel. Deze publieke verbruiksruimte stelt zich meervoudig open: naar het publiek voor het belevingscentrum, de bezoekers en bewoners van het rusthuis, de stadsresidenten, toeristen en toevallige passanten. Het clusteren van functies en dubbelgebruik beoogt een maatschappelijke meerwaarde en een economische duurzaamheid .

Er is gekozen voor het slim integreren van duurzame nieuwe technieken in de paviljoenen, het upgraden van de totale beeldkwaliteit en het gebruikscomfort. Deze nieuwe ingrepen worden geïncorporeerd in harmonie met het omliggende (erfgoed) landschap. Iedere bouwkundige ingreep op het erfgoed of in relatie tot de nieuwe architectuur gebeurde doordacht om het erfgoed terug te brengen tot zijn bijzondere originaliteit en te anticiperen op een gevrijwaarde nieuwe toekomst.

Tussen de paviljoenen introduceert een nieuw stadspark een aantrekkelijke publieke ruimte . Deze groene long met waterpartijen en wadi’s zorgt voor een maximale ontharding van het terrein, nieuwe schaduwrijke boomkruinen en speelse ontmoetingsplekken voor de hele site. 

De inplantingen stimuleren sociale ontmoeting door het voorzien van laagdrempelige, multifunctionele uitnodigende ruimtes die voor iedereen toegankelijk zijn. De sociale en ecologische meerwaarde zit ook in de interactie tussen de diverse bezoekers, de rusthuisbewoners, de groene inclusieve omgeving en de activiteiten die zullen doorgaan op de site. 

Het gerealiseerde masterplan wordt vandaag door de Vlaams Bouwmeester verder ingezet bij de ontwerpen voor de vernieuwing van de omliggende sociale huisvesting grenzend aan de site (Wonen in Limburg). De ontwikkeling van dit GRAAF project werkt verder door als een duurzame generator voor toekomstige stedelijke configuraties.

Criterium 1: Technische kwaliteit (4 punten)

Vanuit de erfgoedstudie werden bouwhistorische analyses gemaakt in functie van welke historische delen op welke technische wijze zouden gerestaureerd worden en dit in zeer nauw overleg met onroerend erfgoed. Welke elementen hoogst-prioritair waren om het gebouw te beschermen (daken, gevels en glasramen) en welke delen van interieur/exterieur ook in hun originele status konden behouden blijven of geretoucheerd en hersteld dienden te worden. Zowel archeologisch onderzoek werd voorafgaandelijk en tijdens de werken uitgevoerd; als materiaaltechnisch onderzoek naar de oorspronkelijke afwerking en proefrestauraties naar reiniging en behoud.

Uit het masterplan werd het idee van het tijdreizen doorheen portieken geïntroduceerd vanuit de aansluitingen en sequens van de aangetroffen bouwperiodes in de historische architectuur. Telkens men een overstap maakt tussen een tijdsperiode in het gebouw (ook tussen historische periodes en nieuwbouw) gaat men doorheen een specifieke omlijsting-portiek die een andere tijdsperiode introduceert. Doorheen de oudste Graethemkapel is de evolutie van het bouwwerk van gotiek naar romaans, fysiek in de ruimte waarneembaar gemaakt. 

Er werd met andere woorden hard ingezet op een restauratie van elk onderdeel om die in zijn meest belangrijke tijdperk terug te plaatsen: in de 19de -eeuwse kapel is de polychrome uitwerking prominent; in de Graethemkapel herintroduceren we de 2 uitgepuurde sferen van weleer: de gotische lichte sfeer met het opentrekken van de spitsbogen en de zeer gesloten romaanse kapel als grafkerk.

In de 19de -eeuwse grote Rusthuiskapel werd geopteerd om de bijzondere gedrapeerde muurschilderingen niet op te blinken maar in hun huidige staat te behouden omdat de uitstraling de tand des tijds oprecht toont. De glasramen en vloertegels werden hier wel zacht onder handen genomen omwille van voorkomende breuk en nodige technische invullingen in de vloeren met moderne convectoren. Bijna alle materialen zijn dus maximaal bewaard gebleven, en zijn enkel die elementen aangevuld met een gelijkwaardige materialiteit waar strikt nodig. Zo zijn bv de vloeren maximaal bewaard, pleisterwerk enkel lokaal aangevuld, houtwerk lokaal ingekleurd. 

In de kleine Graethem- of Begijnhofkapel werden er historische stukken deels extra vrijgemaakt zodat ze voor het publiek toonbaar werden en in historische context geplaatst konden worden (muurschilderingen, sculpturaal stukwerk, graf- en gedenkstenen …). In de ontsluiting van de grafkerk waar ook de sluitstenen tot de graven liggen van de Loonse protagonisten werd er fysiek onderzoek uitgevoerd naar de onderliggende beenderen om na te gaan of de mythische figuren inderdaad nog hier begraven liggen. Archeologische en specifieke koolstof testen wezen uit dat de aangetroffen resten niet overeenstemden. 

Doorheen het volledige restauratieve proces van de historische bouwwerken werd er zeer nauw samengewerkt met de archeologen (die ook de ondergrond van het voormalige gasthuisterrein doorzochten) en onderzoekers. De uitvoering van zowel nieuwbouw, tuin, park als restauratie gebeurde door een algemeen aannemer die het geheel coördineerde en voor de restauratie-technische onderdelen, in overleg met de restauratie-architect, beroep deed op externe expertise en specifieke ambachten voor de restauratie en conservatie van muurschilderingen en stucwerk, beeldhouwwerk , natuursteen, houten schrijnwerk, glas-in-lood, timmer- en dakwerklieden, conservatie van skeletten,…. Ook nu nog staat verder onderzoek naar de opgegraven skeletten gepland.

Voor de ontsluiting is beroep gedaan op een brede werkgroep van mensen van het beleid (erfgoed en stadsdiensten) en specifieke kunsthistorici. Tijdens de werken, werden recente inzichten teruggekoppeld met deze werkgroep en werd in de scenografie het materiaal technisch onderzoek en het voortschrijdend inzicht van het onderzoek naar de skeletten geduid. Er was een constante wisselwerking tussen restauratie-architect en scenografen; maar ook onderling binnen het ontwerpteam en de toeristische dienst.

Bij het connecteren van het nieuwe paviljoen in de oksel van de grote Rusthuiskapel is in acht genomen dat deze constructie zelfdragend is en minimaal afsteunt op de historische kerk en dus ook weer kan weggenomen worden. Het gebouw is gefundeerd op de vloerplaat van de oude sacristie en de oude kloostervleugel die in de jaren ’80 onhandig werd gerenoveerd en om die reden ook werd afgebroken. De aanheling op de originele gevel van de kerk werd met kalei in het kleurpalet van de historische en nieuwe gevels zichtbaar opgenomen. Ook dit spoor van verandering doorheen de tijd maakt deel uit van het verhaal van de site. Ook de wanden tussen kerk en paviljoen en al het nieuwe metselwerk worden economisch en ecologisch gekaleid. 

De stalen dakstructuur, ingevuld met zichtbaar keperwerk in duurzaam hout vormt zowel de architecturale dragende structuur als de interieurafwerking.

Het nieuwe onthaalpaviljoen herbergt (onzichtbaar in de duplex onder dak) alle nieuwe technische installaties en lokalen zodat de erfgoed kerken daarmee niet belast worden. De historische interieurs zijn immers ook zeer waardevol. Technieken (ventilatie-verwarming-verlichting-brand) werden uitermate compact georganiseerd en de toestellen slim geïntegreerd in het erfgoed. Voor het kanaalwerk werden de dimensionering groter voorzien zodat in de nabije toekomst naar warmtepompen kan overgeschakeld worden. 

Tussen de beide religieuze gebouwen werd een omsloten tuin geïntegreerd om het belevingsparcours op zichzelf te kunnen omsluiten. Deze tuin werd ommuurd met zeer transparant hekwerk zodat passanten ook kunnen doorkijken naar de entiteiten. De fontein in het midden van deze omsloten tuin geeft de oriëntatie aan naar de 10 Loonse steden. De waterpartij wordt technisch bestuurd in de horizontale fontein. Al het overtollige regenwater dat van de kerkdaken en het paviljoen stroomt wordt opgevangen en ondergronds getransporteerd naar de nieuwe grote wadi die een plek krijgt naast het rust en verzorgingstehuis en deel uitmaakt van het publieke nieuwe stadspark. 

Het nieuwe paviljoen van het OCMW aan de overzijde vormt het sluitstuk op het torengebouw (met zendmast) en de rusthuisannex uit de jaren ‘80. De zendmast moest verzwaard worden en stabiliteit technisch extra verankerd worden aan de toren, die ook de brandevacuatie oplost en de nieuwe techniekschacht herbergt. In de oude annex werden de zorglokalen getransformeerd tot nieuwe backoffice-kantoren en intiemere tussen-tuin-kamers voor de bewoners. De toren en annex zijn naar nieuwe normen duurzaam geïsoleerd en ook rood gekaleid in aansluiting met het bestaande rusthuis.

Bij het verbruikspaviljoen werd er voor de nieuwe zaal een volledig autonome installatie gerealiseerd met hoog performante warmtepompen en luchtgroepen. De bestaande kelder werd ingericht tot technische lokaal alsook in de toren worden technische voorzieningen geïncorporeerd. De technieken voor de vernieuwde annex sluiten zich volledig aan op de reeds bestaande technische ruimtes en installaties van het WZC. Het gebouwbeheerssysteem werd uitgebreid en ook vereenvoudigd en sluit aan op het algemeen beheersysteem van de stad.

Criterium 2: Architecturale kwaliteit (3 punten)

Het introduceren van nieuwe paviljoenen binnen zeer verschillende bestaande bouwclusters met diverse erfgoedwaarden werd een complexe uitdaging waarbij de ingetogenheid en architecturale kwaliteit zorgvuldig werd afgewogen. 

Uniformiteit in beeldkwaliteit stond centraal om de site tot één samenhangend geheel te kunnen transformeren. De architectuurtaal wordt ontleed aan de historische gebouwen en de omgevende context en in beide nieuwe paviljoenen hernomen. 

Nieuwe functies werden economisch geïntegreerd in bestaande structuren, met focus op transparantie, leesbaarheid en de kwaliteiten van de erfgoedcontext. Ook integrale toegankelijkheid en nieuwe duurzame technieken werden ingevoegd. 

Het eerste paviljoen is subtiel geïntegreerd in de oksel van de grootste kerk. Een niet kwaliteitsvolle aanbouw van 2 niveaus (de sacristie en een sterk verbouwde kloostervleugel) maakte plaats voor dit nieuwe paviljoen zodat het historische erfgoed zichtbaarder werd. De geplooide daken van het paviljoen spelen in op de bestaande volumetrie en respecteren de menselijke schaal en de taal van de erfgoedcontext. Het paviljoen faciliteert de routing, het onthaal en de sanitaire voorzieningen en ontlast de historische gebouwen van functionele ingrepen.

Het paviljoen maakt de circulatie mogelijk en herbergt de nieuwe technische installaties voor het erfgoed onzichtbaar onder het dak. Het gevleugelde gebouw volgt de vormgeving van de daken van het erfgoed en past zich daartussen in. De koperkleurige metalen huidwikkel laat geraffineerde details toe en refereert subtiel naar het omliggende landschap met fruitteelt en loodsarchitectuur. 

De ontsluiting van de beide historische gebouwen met elkaar was niet evident vermits beide gebouwen en de gebouwen intern op verschillende vloerpassen liggen en met een redelijke tussenafstand van elkaar gepositioneerd zijn, alsook ligt het gehele terrein onder helling vanuit het hoogste punt aan de Graethemkapel. Door langzaam oplopende vloeren te ontwerpen worden alle ruimtes – inclusief de nieuwe ommuurde tuin – integraal toegankelijk voor alle bezoekers. 

Het nieuwe volume heeft een roestkleurige aluminium buiten- en binnenhuid, met strategisch geplaatste glaspartijen die uitzicht bieden op het park, de kerken en de omsloten tuin. In de oksel zelf valt er diep natuurlijk zenitaal daglicht binnen en is er zicht op de historische torenspits. Het kleurpallet zit in zachte nuances die aansluiten bij de baksteenkleur van de kerk en het rusthuis en de gele gevels van de Graethemkapel.

Aan de overzijde wordt dezelfde ontwerptaal toegepast bij de nieuwe multifunctionele verbruiksruimte. De roestkleurige wikkel omlijst de geplooide daken. Het dak plooit hier opwaarts en creëert een hoge ruimte met een panoramisch uitzicht over het park en het bezoekerscentrum. Onder de open staal- en houtstructuur die opnieuw de wikkelkleur aanneemt is een groot functioneel toogmeubel geïntegreerd, geschikt voor uiteenlopende activiteiten.

In de ontwikkeling van het project is er gestreefd naar het maximale behouden van alle historisch waardevolle elementen. 

De 19de-eeuwse neogotische Rusthuiskapel, de grootste van beide kapellen, was ontworpen als een “Gesamtkunstwerk”. De architect Pierre Langerock ontwierp het gebouw, de glasramen en het bijhorende neogotische meubilair. 19de -eeuwse beelden decoreren de muren op neogotische sokkels. Voor deze kapel werd ingezet op het behoud en de restauratie van dit “Gesamtkunstwerk”. Exterieur, glasramen, houten plafonds, maar evenzeer de decoratieve afwerking op de muren en de vloertegels in patroon werden behouden, gereinigd, lokaal hersteld en geretoucheerd. Integratie van technieken gebeurde hierdoor op weloverwogen plaatsen. Het schip en het transept kregen zo een museale invulling zonder in te grijpen in het gebouw en zijn vormentaal. Een tweede doorgang naar de nieuwbouw werd gemaakt, die kan gemotiveerd worden vanuit de noodzakelijke circulatie en evacuatie, op een plaats waar men deze ooit ontworpen had. Het vormt de tweede portiek in de tijdsreis. Ook het vloerpatroon in de historische kerk vloeit door naar het nieuwe paviljoen maar krijgt daar een hedendaagse invulling. 

De oudste en kleinste kapel, de Graethemkapel, uit de 11de tot 17de eeuw heeft doorheen ruim 900 jaar vele plunderingen, veranderingen en verbouwingsfasen gekend, elk gepaard met eigen materialen, detailleringen en versieringen. Het gebouw getuigt van een grote (im)materiële gelaagdheid. In het huidige gebouw waren nog twee duidelijke stijlen afleesbaar, met in het oosten een overgebleven romaans gedeelte met kleine rondboogramen en zeer waardevolle restanten van muurschilderingen, in het westen het later aangebouwde gotisch gedeelte met dicht gemetselde spitsboogopeningen, daar waar vroeger een zijbeuk stond. 

Bij de integratie in het nieuwe ontwerp wordt er getracht beide stijlen terug leesbaar te maken en de gelaagdheid doorheen de tijd voelbaar te maken. Door het openmaken van de vroegere spitsboogopeningen, werd ernaar gestreefd om dit gedeelte terug te laten baden in een zee van licht. Vanuit de omsloten tuin verlenen de openingen toegang tot de kapel, aan de straatzijde wordt met kleine perforaties het gesloten karakter behouden, maar ontstaat er een spel van licht. 

In het romaans gedeelte blijft de sfeer sober en sereen. Dit wordt het hoogtepunt van het bezoek: de sacrale begraafplaats van de graven van Loon. 
In dit gedeelte werden de restanten van de unieke 14de -eeuwse muurschilderingen geconserveerd, het 19de -eeuwse bas-reliëf gerestaureerd en de meest tastbare verwijzing naar de het graf, het wapenschild van Loon zorgvuldig gerestaureerd en opgesteld in het koor. 

De architectuur, de historische gelaagdheid, de unieke waardevolle afwerkingen willen we voor zich laten spreken zodat de laatste rustplaats van de graven Van Loon in een ingetogen sfeer ‘beleefd’ kan worden. 

In de ontsluiting van de gebouwen en de nieuwe scenografische beleving over het Graafschap Loon en deze plek in het bijzonder, wordt de geschiedenis van de Graethemsite en haar nabije omgeving zeer direct bij elkaar betrokken. Het thema tijdreizen doorheen “erfgoed” en “nieuwgoed” met architecturale portieken werd tastbaar vertaald naar het publiek.

Volgens de krijtlijnen van het ontwerpteam vastgelegd in het masterplan is er meer afgebroken en ontpit op de site dan dat er werd gebouwd. Er is veel open belevings- en ontmoetingsruimte gecreëerd voor de bezoekers én de bewoners. Een open en transparant geheel van gebouwen die het erfgoed opwaarderen en de nieuwe paviljoenen een verbindende publieke rol laten opnemen.

Door zeer spaarzaam om te springen met de verschillende ingrepen en dubbel gebruik te introduceren kon er door de opdrachtgever ook meer geïnvesteerd worden in de publieke ontmoetingsruimte en de sociale cohesie van de plek. Door het inzetten van de open ruimte als stadspark krijgt de site ook een grotere publieke meerwaarde. Daarnaast wordt de hele site nu ook een centraal herkenbaar startpunt in de toeristische ontsluiting van de regio en de geschiedkundige duiding van de plek – zowel in heden als verleden.

Criterium 3: Het publieke en maatschappelijke karakter van het project (3 punten)

De vermoedelijke rustplaats van de graven van Loon in de Graethemkapel was het startschot voor het ontwikkelen van de site die een rijke geschiedenis kende als eerste stadspoort en als religieuze gasthuis-site. De koppeling van het verhaal van de graven van Loon en de ontwikkeling van de 10 Loonse steden werd nergens in de Limburgse regio eerder professioneel gecentraliseerd. Door deze kennis en geschiedenis samen te brengen ontstonden diverse werkgroepen van historici – onderzoekers en lokale heemkundige kringen die de vergaarde kennis konden bundelen en doorgeven. Door de intense samenwerking van onroerend erfgoed, de toeristische diensten, historici en scenografen onder leiding van het ontwerpteam kon een progressieve visie en uitwerking naar het concrete bouwproject vertaald worden. 

Doordat de historische gebouwen in onbruik waren geraakt kon door een grondige herbestemming een nieuwe trekpleister ontgonnen worden in het cultureel patrimonium van Borgloon. De regio Limburg zet sterk in op de toeristische ontsluiting van de cultuur-historische geschiedenis van de streek. Naast de opwaardering van de plek wordt ook het fietstoerisme (bloesemtochten en avontuurlijke parcours … als door het water en door de bomen) nu verder aangevuld met een boeiende culturele site naast de succesvolle Stroopfabriek en het Doorkijk-kerkje. 

De herinrichting en integrale toegankelijkheid op de volledige site en in het bijzonder van het belevingscentrum dat het erfgoed omsluit laat toe dat vele verschillende leeftijden en ook diverse gebruikersgroepen met elkaar in interactie kunnen gaan. Het belevingscentrum stelt zich met het nieuwe paviljoen ook open als een educatief kenniscentrum dat voor andere culturele en sociale activiteiten kan ingezet worden. 

Doorheen het ontwerpproces werd er zeer intens samengewerkt met de beide opdrachtgevers (stadsdiensten en OCMW) en veelvuldig getoetst en overlegd over de specifieke noden en wensen die vertaald werden in de uitwerking van het programma. Voor het rusthuis is de toevoeging van een volledige publieke verbruiksruimte voor multiple gebruikersgroepen een primeur alsook een meerwaarde voor de lokale bewoners. Ook zij krijgen meer ruimte om andere mensen te ontmoeten alsook zelf bezoekers te ontvangen. Terzelfder tijd moest in de ontsluiting naar het rusthuis ook rekening gehouden worden met mogelijke rusthuisbewoners die onbewust zwerfgedrag vertonen. 

De publieke verbruiksruimte stelt zich meervoudig open naar de bezoekers en bewoners van het rusthuis, het publiek voor het belevingscentrum, de stadsresidenten, toeristen en toevallige passanten. Door het clusteren van verschillende functies en een dubbelgebruik te introduceren kon een economische duurzaamheid verkregen worden. De verbruiksruimte wordt geëxploiteerd door het rusthuis maar ook door een vrijwilligersorganisatie die de andere brede programmatie op zich neemt. 

Tussen de paviljoenen is er een nieuw stadspark dat stedelijk centrum en periferie verbindt en een aantrekkelijke publieke ruimte introduceert. Deze groene long met waterpartijen en wadi’s zorgt voor een maximale ontharding van het terrein, nieuwe schaduwrijke boomkruinen en speelse ontmoetingsplekken voor de hele site. 

De inplantingen stimuleren sociale ontmoeting door het voorzien van laagdrempelige, multifunctionele uitnodigende ruimtes die voor iedereen toegankelijk zijn. De sociale en ecologische meerwaarde zit in de interactie tussen de rusthuisbewoners, de groene inclusieve omgeving en de diverse bezoekers en culturele activiteiten die zullen doorgaan op de site. 

Het gerealiseerde masterplan wordt vandaag door de Vlaams Bouwmeester verder ingezet bij de ontwerpen voor de vernieuwing van de omliggende sociale huisvesting grenzend aan de site (Wonen in Limburg). De ontwikkeling van dit GRAAF project werkt dus nog verder door als een duurzame generator voor toekomstige stedelijke configuraties.

Share This